Dennenpijlstaart, ongekende schoonheid: Het verbazingwekkende wonder van de gedaanteverwisseling | Groen en doen

Rups van de Dennenpijlstaart met vooraan drie echte pootjes.

Rups van de Dennenpijlstaart met vooraan drie echte pootjes. Foto: Joop Verburg

Natuurcorrespondent Joop Verburg vertelt wekelijks in de rubriek Groen en Doen over uiteenlopende onderwerpen op het gebied van flora en fauna. Deze week: De Dennenpijlstaart.

Veelal wordt het onderscheid tussen dag- en nachtvinders gemaakt met de eenvoudige benamingen “vlinders en motten”. Motten klinkt een beetje als een scheldwoord, maar is gewoon afgeleid van het Engelse woord voor nachtvlinders Moths. We moeten de nachtvlinder toch serieus nemen. Waar we in Drenthe ieder jaar zo’n 45 soorten dagvlinders waarnemen, gaat het om een kleine 2000 soorten nachtvlinders. De soortenrijkdom is enorm en ook de variatie in leefwijze evenals de plekken waar ze voorkomen.

De rupsen van nachtvinders leven in hout, in planten, in vruchten, in bloemen, in paddenstoelen, in bladeren waarvan ze de rand hebben omgevouwen of veelal ook in het blad waar ze leven tussen de bovenlaag en de onderlaag van het blad en leven van de bladgroenkorrels. Er zijn nachtvlinders met een spanwijdte van meer dan 12 centimeter en soorten die maar een paar millimeter groot zijn. Een enorme variatie dus. Sommige nachtvlinders vliegen overdag. We noemen die dagactief.

Soorten als Gestreepte goudspanner, Zuringspanner, Gamma-uil en (de naam zegt het al) de Bruine daguil kun je vooral overdag vinden. Maar in de nacht gebeurt het; dan vliegen honderden nachtvlinders op zoek naar nectar of naar elkaar. Vooral de mannetjes kunnen met hun antennes bijzonder goed ruiken en kunnen op grote afstand een vrouwtje ruiken dat uit de pop komt en haar soorteigen parfum verspreidt. Natuurlijk moeten de vrouwtjes ook weer goed kunnen ruiken om in het donker de planten te vinden waar zij eitjes op kunnen leggen omdat hun verwende rupsen alleen dat willen eten.

Rupsen eten en poepen veel

Neem als voorbeeld de Dennenpijlstaart. Vaak zijn de rupsen minder mooi en de vinder wat kleurrijker, maar bij de Dennenpijlstaart is dat andersom. De rups is prachtig al zal je hem, verborgen tussen zijn voedsel – de dennennaalden - niet gauw opmerken. Het is een grote rups met een kromme pijl op zijn achterlijf, wat hem meteen doet behoren tot de groep pijlstaarten. Vooraan heeft hij 3 paar echte poten. Rupsen zijn insecten en alle insecten hebben zes poten. Naast die zes echte pootjes hebben ze ook nog 4 paar buikpoten. Uitstulpingen waarmee ze zich prima kunnen vasthouden en voortbewegen. Toch heb ik het gevoel dat ik ze met het woord uitstulpingen tekort doe, want het zijn heel krachtige grijporganen die uitstekend functioneren.

De Dennenpijlstaart op de foto heb ik een nacht thuis gehad. Ik had een flinke tak met dennennaalden in de bak gedaan en tot mijn verbazing waren de volgende morgen alle dennennaalden verorberd. De bodem was bezaaid met pakketjes poep die er utzagen als een postpakketje met touwtjes er om heen. Daarna heb ik hem (of haar, dat kun je bij een rups vrijwel nooit zien) weer teruggebracht naar de vindplaats, Deze rups is bijna volgroeid en dan wacht in het najaar de verpopping.

De rups van de Dennenpijlstaart overwintert in de strooisellaag in een naaldbos en daaruit komt in mei of juni weer een vlinder. Die vlinder is helaas de minst mooie onder de pijlstaarten, maar ja, je kunt niet alles hebben. Het blijft een wonder, want als rups, als pop en als vlinder, in alle gedaanten is het hetzelfde individu. De gedaanteverwisseling bij insecten is een mysterie. In de popfase vervloeit alles wat rups of larf was. Uit die “soep” ontstaat een totaal nieuwe gedaante met hetzelfde DNA. Dat maakt insecten zo buitengewoon interessant.